Elias Jan van der Veen

Maanstof

Startpagina

Inhoudsopgave

Familieleden e.a.

 

Elias Jan van der VeenElias Jan van der Veen,
geb. Utrecht 23-6-1913,
overl. Dachau 11-11-1944 (bij beschikking Arr.Rechtbank Utrecht dd 1 juni 1949 zijn de bescheiden, waaruit het overlijden blijkt, genoegzaam verklaard)
tr. Utrecht 14-8-1941
Johanna Margaretha van Maanen, geb. Utrecht 3-3-1910, overl. Utrecht 11-7-1976;
stamboom Van Maanen echtgenoot VIIg.5

Levensbericht Elias Jan van der Veen

Elias Jan van der Veen werd geboren als zesde kind in het gezin van Jan van der Veen en Harmina Alida Haan. Hij werd vernoemd naar zijn grootvaders Elias Douwes van der Veen en Jan Reinder Haan. Elias groeide op in een rood nest met vijf broers en vier zussen en het is dan ook niet verwonderlijk dat Elias in de crisistijd voor de Tweede Wereldoorlog communistische sympathieën had. Het gezin woonde aan de Javastraat 13bis in Utrecht. Hij trouwde in 1941 met Go van Maanen,  dochter van Dirk van Maanen, orthopedisch schoenmaker aan de Neude, en Margot Noordanus. Het paar woonde in Utrecht aan de Nieuwe Koekoekstraat 98. Z’n brood verdiende Elias als schilder bij de firma Hoelen op het Janskerkhof in Utrecht.  

ZIJN ARRESTATIE

Al bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was Elias fel anti-Duits. Zijn nicht Margot weet zich te herinneren dat hij haar als meisje van een jaar of zeven en haar zusje waarschuwde voor de binnengevallen Duitsers. 

Elias werd in Utrecht op 13 december 1942 gearresteerd, rondom die tijd werden ook zijn moeder en zijn broers Duco en Kees voor verhoor opgepakt. Met wat voor tegen de Duitsers gerichte activiteiten hij zich precies heeft bezig gehouden is tot nu toe niet achterhaald, omdat bijvoorbeeld de archiefstukken uit de periode van de Tweede Wereldoorlog van de Gemeentepolitie Utrecht vrijwel geheel verloren zijn gegaan of werden vernietigd. Enerzijds zou het gaan om het verlenen van onderdak aan joden zoals nu in de familie wordt geopperd anderzijds ligt het voor de hand dat zijn lidmaatschap van de Communistische Partij Nederland (CPN) voldoende reden was voor zijn arrestatie. 

Veel communisten waren in het begin van de oorlog in het verzet gegaan, ze werden opgespoord door de Nederlandse Inlichtingen Diensten die ze aan de Duitsers uitleverden; er werd voor de opsporing gebruik gemaakt van betaalde infiltranten die al voor de oorlog gedurende vele jaren in de CPN geïnfiltreerd waren. Deze wekten geen wantrouwen omdat ze vaak actieve leden waren en soms al tien jaar lid van de CPN.  

Jodenvervolging

De Duitse bezetter registreerde één jaar na de inval 140 duizend bewoners van Nederland als Volljuden. De jodenster moesten zij in mei 1942 in het openbaar gaan dragen. In dat jaar hadden de nazi's besloten tot de Endlösung, de definitieve oplossing van het 'jodenvraagstuk'. Alle joden in de bezette gebieden zouden worden afgevoerd naar concentratiekampen om te worden vergast. 
Deze realiteit werd door velen ontkend, gevoed door machteloosheid en gebrek aan weerbaarheid. Joodse slachtoffers maakten zichzelf wijs dat het wel mee zou vallen en dat ze naar een werkkamp werden gestuurd. Niet-joden wisten zogenaamd niet waar de joden heen gingen. 
Verzetsman Gerrit van der Veen publiceerde in de illegale krant De Waarheid op 3 augustus 1942 een manifest die politieagenten en spoorwegpersoneel opriep niet mee te werken aan de opsporing en deportatie van joden. Hij waarschuwde letterlijk voor de massamoord die de joden te wachten stond in Duitsland en herhaalde die boodschap een paar keer en riep op deze landgenoten van de dood te redden.

Na zijn arrestatie werd Elias overgebracht naar het Huis van Bewaring II, Havenstraat 6 in Amsterdam, speciaal ingericht voor politieke gevangenen. In ieder geval hebben zijn moeder en broer Duco daar ook verbleven, want die werden daar op 16 juni 1943 uit deze gevangenis ontslagen.
De gevangenen mochten niet corresponderen met hun achterban. Familieleden kregen per post een bericht thuis gezonden met de volgende tekst:

Amsterdam, datum postmerk

Ik bevind mij thans in de Duitse afdeling van het Huis van Bewaring II, Havenstraat 6 te Amsterdam. - Ik verzoek U, mij altijd op Vrijdag tussen 9~12 en 2~5 uur schoon wasgoed te willen sturen, goed verpakt in een kussensloop en voorzien van mijn naam en celnummer. Genotmiddelen mogen niet worden mede gegeven. Zeep, tandpasta en tandenborstel kan worden mede gestuurd. Op maandag, tussen 9~12 en 2~5 uur, kan het vuile wasgoed worden afgehaald. Correspondentie is verboden.

                                                          .......................................             
                                                                          Naam en voornamen              
                                                                     Celnummer ................             


Het Huis van Bewaring is niet aansprakelijk voor weggeraakt wasgoed.

                                                                          DE COMMANDANT

 

Zonder twijfel heeft zijn vrouw Go een dergelijke schrijven in de bus gehad en zal zij elke maandag en vrijdag naar Amsterdam zijn gereisd om Elias van schone spullen te voorzien.
Aan de Havenstraat werd hij door de Sicherheitsdienst (SD) verhoord.  Alle middelen werden beproefd om informatie los te krijgen, vele uren durende kruisverhoren. Indien geen resultaat werd geboekt kregen de medewerkers van de SD vrij spel: zij lieten bijvoorbeeld hun slachtoffer op een elektrisch verhitte mat staan of bewerkte hem of haar met een ploertendoder op de blote rug.
Daarna werd hij overgebracht naar de Kriegswehrmachtsgefängnis aan de Gansstraat in Utrecht. Zijn broer Duco schreef hem op 23 juni 1943 een brief om hem onder andere te feliciteren met zijn verjaardag. Elias’ vrouw Go heeft hem daar nog bezocht en ontving vanuit deze gevangenis een bericht van hem gedateerd 10 oktober 1943. Dat was voor de familie zijn laatste teken van leven.
Moeder Van der Veen en broer Duco kregen een oproep om op 14 otober 1943 in de gevangenis aan de Gansstraat te verschijnen. Voorts kreeg moeder nog oproepen voor 29 januari en 23 februari 1944. Inmiddels zat broer Kees al sinds begin juni 1943 in Düsseldorf. Duco heeft in de periode van 22 november 1943 tot 29 juli 1944 vastgezeten in
Luttringhausen, een Gestapo-gevangenis.

Tegen Elias werd geen vonnis geveld: ‘abgetrennt’ uit een politieke zaak. Tot ‘Abtrennung’ werd vooral besloten in geval van communisten. Het betekende dat men als ‘Schutzhäftling’ naar een concentratiekamp in Duitsland werd afgevoerd. Deze methode was het gevolg van het ‘Nacht und Nebelerlass’. Dit besluit van zondag 7 december 1941 van veldmaarschalk Wilhelm Keitel hield in dat verzetsstrijders uit met name Nederland, België en Frankrijk niet voor een Duitse rechtbank in hun eigen land moesten worden gebracht, maar naar een concentratiekamp in Duitsland, waar zij in ‘Nacht und Nebel’ moesten verdwijnen. Vele verzetsstrijders kwamen door dit besluit in o.a. Gross Rosen en Natzweiler terecht.

CONCENTRATIEKAMP NATZWEILER

Op 23 oktober 1943 werd Elias vanuit Utrecht naar het Durchgangslager Amersfoort gebracht. Het was een verzamelpunt, waar de transporten werden samengebracht van de politieke gevangenen, die naar concentratiekampen in Duitsland werden afgevoerd. Op 27 oktober kwam hij terecht in Konzentrationslager NatzweiIer, de hel van de Elzas, het NN (Nacht und Nebel)-kamp in de Vogezen zo'n 50 km westzuidwest van Strassbourg.

Voor de Tweede Wereldoorlog was Natzweiler - Frans : Natzwiller of Natzviller - een geliefd skioord, omdat een afdaling van de bergtop La Roche Louise (ca 1100 meter) via het in Natzweiler gelegen hotel 'le Struthof'en verder de dalen in een aantrekkelijke skitocht was.

Vanaf september 1940 begon op de noordelijke helling van La Roche Louise - een eenzaam gebied op 900 meter hoogte, meestal gehuld in een trieste, koude nevel - de bouw van het concentratiekamp. De aanleg van het kamp en de steile weg erheen vergden een enorme inspanning Er werden boven elkaar terrassen aangelegd, aan weerszijden van elk terras kwam een barak en daartussen een appèlplaats. Tussen de terrassen waren korte steile granieten trappen.

KL Natzweiler was zowel een vernietigingskamp waar gaskamers waren en het Zyclon B gas werd gebruikt, als ook een werk- en strafkamp. Bovendien was het een kamp waarop uitgebreide schaal medische proeven werden gehouden, zoals het uittesten van vaccinaties tegen vlektyfus en proeven ten behoeve van het Duitse leger en de luchtmacht. Zo onderzocht men eens op welk moment de dood door bevriezing intreedt in het geval een piloot in zee terechtkwam. Men liet gevangenen dan eenvoudigweg doodvriezen. Het kamp was in terrasvorm gebouwd. De barakken stonden aan de buitenzijde. De terrassen waar de appèls plaatsvonden, waren aan de binnenzijde door trappen verbonden. Boven was de keukenbarak, geheel beneden was het crematorium.

Langs het hele kamp was een dubbele, hoge prikkeldraadafrastering en daarvóór was een ongeveer 10 m brede strook, genaamd de 'zone des doods'. Wie in die zone kwam, werd zonder vorm van proces neergeschoten. De gevangenen werden hardhandig ontvangen en hen werd vaak toegesnauwd: 'Hier komt men door de poort naar binnen, maar de uitgang is de schoorsteen van het crematorium.' Na binnenkomst in KL Natzweiler werd Elias medisch gekeurd. Uit de gegevens van dit onderzoek blijkt dat hij 1.75 m lang was en 62 kg woog, blond haar had en blauwe ogen. Er werden geen medische bijzonderheden geconstateerd. Hij werd omschreven als een matig roker en drinker.

Geen enkel contact met de buitenwereld was toegestaan. De gevangenen werden volledig kaalgeschoren en moesten wat zij nog bij zich hadden inleveren. Kregen niet-passende vodden als gevangeniskleding, waarop aan de rugzijde met grote letters NN stond. Zij droegen aan de voorzijde een rode driehoek waarop een H stond, die aangaf: politieke gevangene uit Holland, en onder de driehoek stond het gevangenennummer. Elias’ NatzweiIernummer was H 5679.

Het schoeisel was een houten zool met canvas. Wat todden moesten als sokken dienen. Zo gingen zij de winter in. Zij werden ingedeeld in barakken, die ieder een Blockälteste en per kamer een Stubeälteste hadden. Op een enkele uitzondering na waren die barak- en kameroudsten beroepsmisdadigers, evenals de Kapo's, die hardhandig toezicht hielden op de werkcommando's. De sterkte van het kamp was ongeveer 8000 man. Per maand vonden om en nabij duizend mensen de dood. Nieuwe transporten vulden de sterkte van het kamp regelmatig aan.

Iedere dag moesten zij voor dag en dauw aantreden en de meesten gingen naar de steengroeve, die buiten het kamp lag. Zij waren omgeven door SS-bewakers met honden. Het werk in de steengroeve was onmenselijk zwaar, maar de Strassenbau, dikwijls op zondagen, was misschien nog erger. Het was koud, zij hadden honger, ze werden afgebeuld, mishandeld en moesten dan nog de 'doden van de dag'  mee terugslepen naar het kamp, omdat anders het appèl niet klopte.

Een van de ergste beproevingen was, dat ze machteloos moesten toezien als weer een van hun lotgenoten werd afgemaakt. Op kerstdag 1943 stond het kamp aangetreden om te aanschouwen hoe vier gevangenen werden opgehangen, omdat ze verdacht werden over ontvluchting te hebben gesproken. Ze werden echter niet 'model' opgehangen, waarbij het slachtoffer zijn nek breekt en het in één klap is afgelopen. Nee, zij werden zo opgehangen, dat hun tenen net niet de grond raakten en ze langzaam werden gewurgd. Zonder twijfel zal Elias tot de toeschouwers hebben behoord.

Elias is tijdens zijn verblijf in KL Natzweiler drie maal voor langere tijd opgenomen geweest in het ‘Krankenrevier’, de ziekenafdeling. Hij kwam daar terecht onder andere vanwege een abces aan zijn bovenbeen en verwondingen aan zijn voeten. Ook leed hij aan dysenterie. Een overlevende medegevangene van het kamp gaf aan in maart 1944 samen met Elias in een weverij te hebben gewerkt. Een ander verklaarde dat Elias te werk was gesteld in de zogenaamde ‘Steinbruch’, de steengroeve.

EVACUATIE NAAR KL DACHAU

KL Natzweiler is niet bevrijd en daarom minder bekend geworden. Dit kamp in Frankrijk is in september 1944 geëvacueerd, omdat de geallieerden na de landing in Normandië in aantocht waren. Elias vertrok op 5 september 1944 per trein naar Dachau. De gevangenen werden in beestenwagens gepropt, waar zij grotendeels moesten staan. Van enige voorzieningen was geen sprake, zelfs drinkwater was niet beschikbaar, terwijl de reis toch enige dagen en nachten duurde. Een medegevangene later over deze reis: ‘Bij een stop op het station te Ulm werd de deur van onze wagon opengemaakt, de gevangenen smeekten om water. Hoewel het perron vol stond en ook het Duitse Rode Kruis aanwezig was, was het antwoord: “Häftlinge? Dass kommt überhaupt nicht in Frage.” Mede daarom klinkt mij de verklaring: “Wir haben es nicht gewusst” zo vals in de oren.’

In KL Dachau werd Elias geregistreerd onder gevangenennummer 102610. De sterkte van Dachau was ruim 32.000 man. Voor de gevangenen afkomstig uit Natzweiler was Dachau een verlichting. De rechtstreeks uit Nederland naar Dachau gevoerde gevangenen vonden het er vreselijk en waren verbaasd over de reactie van de Natzweilers. Dachau was natuurlijk ook één grote ellende, maar er was geen steengroeve en de kapo’s waren geen beroepsmisdadigers. Dachau was wel berucht om de medische proeven, die werden gedaan op gevangenen. Telkens als er nieuwe proefpersonen nodig waren, moesten de gevangenen aantreden op de appèlplaats en liepen de doktoren door de rijen heen om hun keuze te maken. Iedereen wist dat uitverkiezing de dood betekende. 

Een gevangene die als schrijver werkte op het bureau van de Arbeitseinsatz in het kamp Allach - een buitencommando van KL Dachau - heeft een lijst opgesteld van Nederlanders die in Allach zijn geweest of weer vertrokken. Uit deze lijst blijkt dat Elias op 1 oktober 1944 van Allach naar KL Dachau is (terug)gegaan.

ZIJN OVERLIJDEN

De eindfase van de oorlog werd voor Elias en vele medegevangenen nog fataal. De voornaamste oorzaken waren honger, uitputting, spanningen en vervuiling, maar ook besmettelijke ziekte als vlektyfus. Of men in een concentratiekamp zou overleven hing mede af van of men bij een binnencommando zoals de Schreibstube, in het revier of de keuken belandde. Moest men buiten in slecht weer en tijdens felle koude met nauwelijks beschermende kleding en bijna zonder voedsel slavenarbeid onder toezicht van SS-beulen verrichten dan was de kans op overleven minimaal.

Volgens een register aanvankelijk aangelegd door de adminstratie van KL Natzweiler stierf  Elias Jan van der Veen op 11 november 1944 in KL Dachau. Dit register is tijdens de evacuatie waarschijnlijk meegenomen naar Dachau en een kopie daarvan is in het bezit van de de Vriendenkring Oud-Natzweilers. Tot op heden kon de Internationale Suchdienst Aroldsen geen bevestiging van Elias’ overlijdensdatum geven. 

Na de bevrijding van Nederland brak voor vele gezinnen waarvan een gezinslid niet terugkeerde uit gevangenschap opnieuw een onzekere en ellendige tijd aan. Via instanties zoals het Rode Kruis probeerde men het lot van hun familielid te achterhalen. Tussen Go, Elias’ vrouw, en haar schoonfamilie was in de loop der jaren om één of andere reden enige animositeit ontstaan. Vandaar dat men, zoals als nu gebleken is, los van elkaar Elias’ lotgevallen trachtte op te sporen zonder elkaar van eventuele vorderingen op de hoogte houden. Duco van der Veen, zijn broer, schreef bijvoorbeeld op 30 mei 1945 een verzoek tot  opsporing  en zijn zuster Gien reisde met haar man het land af om een spoor te vinden.  Go zelf boekte de beste resultaten: zij wist dat Elias in KL Natzweiler en Dachau had gezeten en van het vermoeden dat hij daar was omgekomen. Zij zweeg over hetgeen zij te weten kwam als het graf, ook tegenover haar eigen broers en zusters. Ook voor de kinderen uit haar tweede huwelijk heeft zij met geen woord gerept over het verleden en drama met Elias.

EERBETOON

Elias’ vrouw ontving van koningin Wilhelmina de volgende brief:

  

    s-Gravenhage, 27 augustus 1946
    Paleis Noordeinde

              

    Mevrouw de Wed. J.v.d. Veen-v.Maanen
           Nieuwe Koekoekstraat 98
                Utrecht

    De meedogenloze vijand zag in Uw echtgenoot, die U zo dierbaar was, een gevaar voor zijn misdadige bedoelingen.
    Zoo moest hij niet alleen naar een concentratiekamp worden vervoerd, maar tevens werden hem geestelijke en lichamelijke mishandelingen opgelegd. Door alle leed, wat zijn deel werd, is hij tenslotte overleden.
    Ik kom U bij dit verlies Mijn oprechte deelneming betuigen. Zijn lijden en sterven zullen door ons allen niet vergeten worden.


                w.g. Wilhelmina

 

Go bewerkstelligde dat Elias werd opgenomen op de Eerelijst der Namen van hen, die voor het Vaderland zijn gevallen. Deze lijst werd aangelegd door het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie en een gecalligraveerde uitvoering van deze lijst ligt in het gebouw van de Tweede Kamer in Den Haag. Iedere dag wordt een bladzijde van dit boekwerk omgeslagen.
De Communistische Partij Nederland nam het iniatief voor het samenstellen van een gedenkboek voor haar gevallen verzetsstrijders. Het gedenkboek is overigens nooit van de grond gekomen. Bij het materiaal ten behoeve van dit boek zitten ook de personalia van Elias.

Ter nagedachtenis van 125.000 Nederlandse oorlogsslachtoffers, waarvan de laatste rustplaats niet door de Oorlogsgravenstichting verzorgd kan worden, heeft deze stichting gedenkboeken samengesteld en vervaardigd. Elias komt voor in deel 35 met slachtoffers van Dachau, Flossenbürg en Natzweiler. Elk deel begint met een gedicht van J.C. Bloem:  

Aanvaard als offer kwam de dood voor dézen,
voor andren ongezocht als pijl van 't lot.
Wat geeft het? Onvervaard of wel in vreezen
gehoorzaamden ze aan 't eendere gebod.


Verantwoording
Bij mij op zolder staat sinds jaar en dag een speelgarage, waarop vroeger de tekst “Dik’s Automobielgarage” stond. Met deze garage werd door mij en later mijn zoons gespeeld, tegenwoordig zijn mijn kleinzoons er druk mee. In mijn jeugd vertelde mijn ouders dat de garage door oom Elias in elkaar was geknutseld, zeg maar rustig stevig in elkaar getimmerd. Hij  heeft nu al zo’n dik zestig jaar de slopershandjes van drie generaties jongens Van Maanen overleefd.
Oom Elias was getrouwd met een zuster van mijn vader, tante Go. Hij zou in het begin van de oorlog door de Duitsers zijn opgepakt en is daarna in het niet verdwenen. Als ik vlak na de oorlog met mijn ouders bij tante Go op visite was, zat ik vaak geïntrigeerd naar de grote trouwfoto van oom Elias en tante Go te kijken. Ik zou nu nog de plek kunnen aanwijzen waar die aan de wand hing. Vele en vele jaren later begon ik mij af te vragen of er over oom Elias niet wat meer boven water te krijgen zou zijn dan ‘in het niets verdwenen’. Zeker toen in de radiorubriek OVT van de VPRO op een zondagmorgen werd verhaald over nabestaanden van een verdwenen verzetsman, die na veel gespeur zijn graf  in Duitsland terugvonden, besloot ik een poging te wagen een levensbericht van oom Elias samen te stellen met daarin een reconstructie van hetgeen hem  in Duitse gevangenschap is overkomen.
Het onderzoek werd bemoeilijkt omdat naaste familieleden die kennis zouden kunnen hebben  over het verleden van Elias Jan van der Veen niet meer in leven of niet meer aanspreekbaar waren. Informatie uit de tweede hand bleken soms niet geheel betrouwbaar of geheel verkeerd, waardoor ik soms op het verkeerde been werd gezet.
Het in een kader geplaatste Jodenvervolging geeft summier weer de opvatting van  Ies Vuijsje verwoord in de  Volkskrant van 20 april 2006 naar aanleiding van het op die dag verschijnen van zijn boek Tegen beter weten in.
Voor de beschrijving van het
concentratiekamp Natzweiler is gebruik gemaakt van de observaties van Bib van Lanschot vastgelegd in Bib van Lanschot ‘Je bent pas verslagen als je het zelf opgeeft” . 
Het door mij gevormde dossier met gespecificeerde resultaten van het onderzoek zal ter beschikking worden gesteld aan het Niod in Amsterdam. 

Bronnen:
Arr. Rechtbank Utrecht
Oorlogsgravenstichting, Den Haag
Stichting Vriendenkring Mauthausen
Nederlandse Rode Kruis, Den Haag
NIOD, Amsterdam
Internationale Suchdienst Arolsen (I.S.D.)
Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam voor archief CPN
Vereniging Ex-politieke gevangenen
Stichting 1940-1945
Stichting Vriendenkring van Oud-Natzweilers
Stichting Vriendenkring van Oud-Dachauers
Utrechts Archief
Stemmen uit Dachau, Frank Govers, Uitg. Halert: De Kempen Pers, Isbn 9070 42 745
Bib van Lanschot door Dieudonné ten Berge,  Isbn 90-5501-105-3, Uitg. BZZTôH, ’s-Gravenhage, 1994
Dossier Duco van der Veen

Gouda, 23 april 2008
Dick van Maanen

24/1-2010