Spoorverhalen
Maanstof

Startpagina

Inhoudsopgave

Artikelen

In Spoorverhalen enige -soms sterke, soms waargebeurde - verhalen die ik uit de mond van machinisten, conducteurs en anderen optekende of zelf beleefde in de dertien jaren dat ik op stations werkte. Voor de waarheid van de verhalen gemerkt met een sterretje (*) kan ik instaan, omdat de 'ik' in die verhalen ikzelf ben. De anderen zijn aan mij verteld en het kan dus best zo zijn dat ze domweg uit een boek of tijdschrift zijn gejat. Plagiaat zit er dus dik in.
   
Heidenschap
In de jaren vijftig was er een arbeidsoverschot in de noordelijke provincies; veel jongens uit die contreien solliciteerden bij het spoor en kwamen meestal in het westen of het midden van het land terecht. Zij bivakkeerden in kosthuizen en gingen eens in de veertien dagen of één keer per maand afhankelijk van hun dienstrooster hun gezin of ouderlijk huis opzoeken. Tussendoor onderhielden zij soms contact per brief, want telefoon was nog lang niet zo gebruikelijk als tegenwoordig.

In de late dienst kwam Hylke Flokstra, een rangeerder uit ons hoge noorden, het opzichtershok binnen met de vraag of hij mijn wegenkaart mocht bekijken. De hele avond zat hij tussen de rangeerklussen door de kaart van Friesland te besturen. Laat in de avond vroeg ik Hylke wat hij in vredesnaam aan 't zoeken was. Deze week had hij een brief ontvangen van z'n verloofde die ook in Friesland woonde namelijk in Heidenschap. Zij schreef hem dat zij tegenwoordig in zwangerschap verkeerde. 'Nou wist ik niet dat zij was verhuisd  maar ik kan verdomme ook dat hele Zwangerschap niet vinden'.
 
Haarlen *
Halverwege de vorige eeuw hadden - ook toen - veel gastarbeiders problemen met de Nederlandse taal. Een auto voor familiebezoek en uitstapjes behoorde niet tot de zaken die zij zich konden veroorloven, zodat vaak met bus en trein werd gereisd. Aan het loket van het station was het soms even tobben, maar met handen- en voetenwerk en wat harder praten werd het juiste kaartje gekocht.

Kerstavond om een uur of zeven werd ik op het perron in Gouda aangeklampt door een kinderrijk Turks gezin met de vraag 'Haarlen?''. Voor alle zekerheid herhaalde ik hun vraag: 'Haarlem?', nee dat was het niet. 'Arnhem', probeerde ik. Jammer daar moesten ze ook niet heen. 'OK, mag ik uw kaartjes - billettes - Fahrkarten - tickets - even zien'. Ze hadden kaartjes voor Harlingen, stom dat ik daar zelf niet opgekomen was. Eenentwintig over zeven ging het stelletje mee richting Enschede en op één van de kaartjes heb ik Amersfoort en Leeuwarden geschreven, de stations waar zij moesten overstappen. Voor alle zekerheid heb ik hun met veel moeite duidelijk proberen te maken om vooral bij het overstappen steeds hun kaartje aan de conducteur te laten zien, zodat misverstanden zouden zijn uitgesloten.

Bijna aan 't eind van mijn late dienst tegen twaalven 's nachts gaat de telefoon; collega perronopzichter station Harlingen: 'Met de laatste trein zijn hier een stelletje Turken aangekomen en zij moeten naar Heerlen'.
 
Bordeelbrief
In de nachtdienst liep leerling rangeerder Keessie van Daalen een beetje stoer te doen; zou wel eens naar een bordeel willen. Voorman Roelof Pietersen werd het zat en maande hem met: "Niet lullen maar doen.', waarop Keessie zei dat hij eigenlijk niet durfde en wist ook niet wat moest hij zeggen. Verder dan 'Je vraagt hoeveel het kost en dan gaat de zaak vanzelf', kwamen de maten niet.

Keesie was er niet gerust op en toen ik hem aanbod een briefje te schrijven, nam hij dit aanbod van harte aan. Toen ik hem later het epistel aanreikte, vond hij dat het niet helemaal conform de waarheid was, maar mijn "Wat wil je nou anders?' overtuigde hem.

Keessie ging met het volgende schrijven op pad:
Geachte Mevrouw, Zo juist is brenger dezes uit het klooster getreden. Nog nooit heeft hij de daad volbracht in een vrouwenlichaam. Helpt u hem! Vertelt u hem behoedzaam, tactvol en moederlijk op welke dingen het eigenlijk aankomt, ten dezen. Welke dingen facultatief zijn en misschien niet meteen hoeven, en ook welke dingen een kwestie van louter persoonlijke voorkeur kunnen zijn. Kleedt u met hem zich daarna een klein beetje uit zonder overigens op de tijd te letten. U moet niet verbaasd zijn als deze inwijding verscheidene dagen, misschien zelfs maanden, in beslag zal blijken te nemen; geld speelt hier geen rol, maakt u zich daarover geen zorgen. Gelukkig kan hij over een kleine erfenis beschikken. Bij voorbaat dank voor uw medewerking.
 
Poep Den Haag SS
Op het eind van het eerste perron van het oude Den Haag Staatsspoor lag indertijd een menshoge stapel bielsen. Achter deze bielsen stonden vaak spannetjes te vrijen, maar ook als iemand erg nodig moest poepen of piesen was dit een prima plekje.

Op een avond - het was al donker - komt machinist Arie de Lange met trein 540 het station binnen. Hij had een blaasje van een uurtje en de stapel biels bracht hem op een idee. Hij ging er met een schepje uit de gereedschapskist van de trein heen, smeerde alle poep die hij kon vinden zorgvuldig over de biels. Na het schepje weer opgeborgen te hebben, begaf hij zich naar het machinistenverblijf.

Er waren vijf man aanwezig en Arie deed kond van het feit dat er achter de biels een paartje stond te vrijen waar de honden geen brood van lusten. Kees Mak, machinist uit Utrecht, stelde voor eens even poolshoogte te nemen. Gezessen op pad en onderweg erheen opperde Arie het idee de bielsen te beklimmen, zodat ze van bovenaf het spel gade konden slaan. Prima!, de mannen klauterde op handen en voeten tegen en op de biels. Tenslotte was Arie aan de beurt om de bielsen te betreden. 'Godverdomme", zei Arie, 'er zit stront aan m'n jatten'. Bij hem dus niet, maar de rest kon boenen.
 
Bankrekening
De invoer van de Euro leidde door verkeerde ideeën over deze materie tot onverwachte problemen. Ook in het verleden werden zaken ingevoerd die niet op begrip van iedereen konden rekenen.

Begin jaren zestig werd het loon van spoorlui elke maand per kas uitbetaald. De spoorwegen wilde daar wel van af en startte een hele campagne om z'n werknemers voor te lichten over hoe fijn een bank- of girorekening wel was; het niet direct benodigde geld niet meer in potjes thuis en bovendien leverde dat nog rente op, dus slapend rijk worden. Toen de girale en bancaire betaling eenmaal was ingevoerd, hadden sommige lieden toch nog hun bedenkingen, zij vroegen zich af of de bank hun geld wel echt goed bewaarde. Zo ook overwegwachter Janus de Koning. Hij toog op een dag naar de bank, vroeg aan het loket z'n hele tegoed op, telde het bedrag secuur na en overhandigde het stapeltje weer aan de bankbediende met de woorden: 'Het is in orde, berg het maar weer op'.
 
Hondententoonstelling
Een beetje vereniging van rashondenhouders organiseert wel eens in 't jaar een hondenshow, waar tevens wedstrijden aan zijn verbonden; keurmeesters wijzen bijvoorbeeld de beste hond van een bepaald ras aan. Dit soort shows wordt ook vaak verlucht met gehoorzaamheids- en vaardigheidsproeven. Heden ten dage voeren de hondeneigenaars hun honden zelf aan, soms met de meest perfecte aanhangwagens.

In de jaren vijftig was een auto niet voor iedereen weggelegd en het openbaar vervoer vormde een belangrijke schakel in de mobiliteit van de Nederlander. De spoorwegen verzorgde ook een belangrijke deel van het vervoer van levende have. Kuikens, konijnen en honden konden als expresgoed worden verzonden en bij aankomst op de plaats van bestemming werd dan de geadresseerde gebeld, die z'n beestjes dan als de gesmeerde bliksem ophaalde. Voor het opsturen van honden kon men zelfs een hondenhok huren, waar veel gebruik van werd gemaakt met name voor hondententoonstellingen. Als de Goudse Kynologenclub een dergelijk festijn organiseerde, stond de loods regelmatig vol met hondenhokken die de club met een handkar afvoerde naar het feestterrein.

Op een dag voor zo'n show arriveerde in de avonduren nog een hok met een verdomd leuk wit hondje. Het organisatiecomité gaf geen gehoor op de telefonische oproep van het station en het hondje zou moeten blijven tot de volgende dag. Jut Miedema de dienstdoende beambte bij vrachtgoed was niet te beroerd om Witje wat water te geven. Toen hij zich van 't hok verwijderde begon Witje te janken en Jut besloot om het daar maar even de vrijheid te geven en wat te spelen met het dier. Witje had nog al wat energie, vloog als een gek in de loods rond. Stom toeval was dat toen Witje in de buurt van de loodsdeur rond rende, er net iemand binnenkwam. Het dier rook de echte vrijheid en smeerde hem. Jut ging er onmiddellijk achteraan, maar hij had geen schijn van kans, collega's kwamen erbij die hielpen zoeken, maar het resultaat na een uur naarstig zoeken was nog nihil. Paniek een rashondje pleite, hoeveel zou dat wel niet gaan kosten.

Voorman-rangeerder Roelof Pietersen hield het hoofd erbij: 'Je kunt morgen natuurlijk niet een leeg hok afleveren, daar trappen die lui nooit in en zijn de rapen gelijk gaar'. Rangeerder Willem Kraay had hem door: ' Er moet koste wat het kost een hond in zitten'. De mannen gingen op pad, vingen in 't park een zwerver van dezelfde grootte en na hem gekuist te hebben, werd hij verblijd met een nieuw onderkomen: het hok van Witje. De volgende dag is het hok met Zwerver op de geijkte manier afgevoerd naar de keuringsmeesters. Of hij daar nog een prijs heeft weggesleept, blijft een vraag; op het station is nooit meer iets over deze kwestie vernomen.
 
Straatlantaarns *
Toen ik in Gouda als stationsambtenaar werkte, deed ik als vervanger ook wel dienst in Waddinxveen, Zoetermeer en Boskoop. Soms vervingen wij de stationschef, maar ook vervingen wij de stationsbeambten die het seinhuis (het blok, zoals wij dat noemden) en het loket bedienden.

Op een avond had ik late dienst als stationsbeambte in Boskoop. De stationschef drukte al gauw zijn snor en ging naar huis. Toen het donker werd ontstak ik de buitenverlichting door op een schakelkast een serie knoppen om te draaien. Daarna keek ik voor de zekerheid of alles zo'n beetje brandde en constateerde dat op de op enige afstand gelegen overweg het licht nog ontbrak. Terug naar de schakelkast en gezocht naar de schakelaar die bij de overwegverlichting hoorde: jammer maar niet te vinden. In de rest van het stationsgebouw speurde ik tevergeefs naar een andere schakelkast. Tussen twee treinen door ben ik ten einde raad naar de overweg gerend om polshoogte te nemen. Wat bleek: er waren geen overweglantaarns, kennelijk was de straatverlichting voldoende.

Een paar weken later deed ik als stationschef dienst in Boskoop. Voor de late dienst kwam ook een vervanger uit Gouda namelijk Joop Letter. Tegen vijven begon het te schemeren en ik zei tegen Joop: 'Doe de verlichting maar aan als je wilt.' Joop vroeg waar de schakelkast zat en deed vervolgens de verlichting aan. 'Als je nou ook eens de overwegverlichting aan deed, is het helemaal voor z'n rooie', probeerde ik Joop uit. Joop ging weer terug naar de schakelkast en stond daar een poosje te etteren en moest vervolgens bekennen dat hij het niet voor elkaar kreeg. 'Weet jij waar die knop zit', begon Joop. Ik antwoordde dat ik ook maar eens in de tig maanden in Boskoop was en dat de knop misschien elders in het gebouwtje te vinden zou zijn. Joop vond die schakelaar natuurlijk niet en we kwamen tot de conclusie dat dit een onhoudbare toestand was. Hij legde zich echter niet bij de situatie neer, pakte het telefoonboek, bladerde daarin, greep de telefoon, draaide een nummer en legde aan iemand uit dat de overwegverlichting nog niet was ontstoken en dat zij daar verantwoordelijk voor waren. 'Is geregeld', zei Joop tegen mij, 'het gemeentelijk elektriciteitsbedrijf schakelt die verlichting natuurlijk aan en die vent zou onmiddellijk maatregelen nemen.' De grap begon uit de klauw te lopen en ik bekende Joop dat er geen licht op de overweg was. 'Hè, hè daarom bel ik ook'. 'Nee Joop er zijn helemaal geen lampen en die vent van het GEB kan er ook geen moer aan doen.' Als de gesmeerde bliksem belde Joop het GEB, maar kreeg geen gehoor; de vent was natuurlijk hartstikke druk met regelen. Een uurtje daarna zat mijn dienst erop en met de woorden 'Mocht die vent vanavond nog langs komen doe je maar net of je gek bent en verwijs je maar naar mij' vertrok ik richting Gouda. Joop had die avond niets meer gezien of gehoord, vertelde hij later.

Enige maanden later zie ik Joop op het perron in Gouda. 'Zal ik je 's wat vertellen', zei Joop, 'ik heb net vroege dienst in Boskoop gehad en weet je wat ze daar aan het doen zijn: op die overweg bij het station wordt verlichting aangelegd, vanochtend zijn de lantaarnpalen geplaatst.'
Ontbijtkoek 
In de tijd van de Rooie vrouwen en VOS (Vrouwen Oriënteren op de Samenleving)-cursussen kwam een collega met het volgende verhaal:

"Gisteravond was er bij mij thuis een huiskamerbijeenkomst van de VOS-vrouwen. Ik werd door mijn vrouw verwezen naar de zolder, maar terwijl de vrouwen stevig debatteerden heb ik de wc-pot goed gereinigd en met natte ontbijtkoek ingesmeerd.

Daarna moest ik even geduld hebben, maar toen gegil in de gang. Waardig ben ik de trap afgedaald en voor de wc stond de hele VOS-bende paniekerig te kakelen en mij werd onmiddellijk de oorzaak van het gedoe aangewezen. Resoluut stapte ik op de wc-pot af, schepte met mijn hand een deel van de bruine smurrie op, nam een flinke hap ervan en zei tegen mijn toeschouwsters: 'Ja verdomd, het is echt stront.' 

Voorlopig geen VOS-bijeenkomst bij mij thuis meer."
 
Maanstof

Startpagina

Inhoudsopgave

Artikelen

16-3-2010