pijpenmakerij Carpe Lunam

| Wegwijs | Van toen tot nu | Pijpenoogst | Pijpenmaken | Pijppraat | Archief |


Van toen tot nu in kort bestek

Engelse soldaten en bootslieden introduceerden het roken van een pijp in Holland aan het eind van zestiende en begin zeventiende eeuw. De pijpjes die zij gebruikten werden toen vergeleken met een uitgeholde noot. November 1606 komen Engelse huurlingen in Nederlandse krijgsdienst de verdediging van Gouda versterken. Zij leren de Gouwenaars op kleine schaal het pijpenmaken.

Al gauw werd in Holland door Engelse pijpenmakers de productie van kleipijpen ter hand genomen. In Gouda was dat William Baernelts die om geloofsredenen uit Engeland was gevlucht en in 1608 in Gouda arriveerde. Hij gaf toen op dat hij geboren was in Bromyard - een dorpje in de buurt van Stratford - en dat hij steenhouwer van beroep was. Willem begon in 1617 het ambacht van pijpenmaker.

De eerste pijpenmakers brachten zonder twijfel hun gereedschap en pijpenmallen mee uit Engeland, zodat hun pijpen nauwelijks afweken van ingevoerde exemplaren. Deze pijpen hadden een elegante vorm, waren gering van afmeting en hadden een ruw oppervlak. De bovenzijde van de kop (de ketel) was zonder verdere afwerking recht afgesneden. Op de hiel (het uitsteeksel onder de ketel) kwam soms al een merk in de vorm in de vorm van een roos, een simpel lettermerk of een patroontje.
De na ca 1620 gemaakte pijpen beginnen een eigen karakter te krijgen; een buikige ketel, betere afwerking en een vorm van versiering door streepjespatronen.

Rond 1640 dienen de Goudse pijpenmakers een verzoek in tot het mogen oprichten van een gilde, waarbij Engelsen en soldaten zijn uitgesloten. Dit pijpenmakersgilde telt in 1665 180 leden en in 1666 wordt de eerste Goudse pijpenmarkt gehouden. Daarna nam de fabricage van pijpen in Gouda een grote vlucht: in 1749  telde Gouda 349 pijpenfabrieken en de helft van de inwoners van Gouda was daarin werkzaam.

De vorm van de pijp veranderde gaande weg, de wand van de ketel en de steel van de kleipijp werd door beter kleimateriaal en een verbeterde fabricagemethode dunner. De pijpenkop werd groter doordat de prijs van tabak zakte. In de beginjaren waren de pijpen kort van stuk en waren vrij heet om te roken, vandaar dat de steel langer werd en de pijp aangenamer werd om te roken. Men registreerde de op de pijp geplaatste merken, waardoor nu nog mogelijk is na te gaan door wie en wanneer de pijp is gemaakt. Ook de vorm, productie-eigenschappen en de decoratie zijn voor een goede datering van belang.  In  Goudse pijpenmakers en hun merken door J. van der Meulen, een uitgave van de Pijpelogische Kring Nederland, Leiden en de Stedelijke Musea Gouda, wordt dit onderwerp zeer uitvoerig behandeld en worden meer dan 600 beeldmerken afgebeeld met hun eigenaars.
De halverwege de achttiende eeuw ingezette teruggang van de pijpenindustrie neemt in de negentiende eeuw door de mode van het sigarenroken grootse vormen aan. In 1855 werkten nog maar 566 vrouwen en kinderen en 360 mannen. Toen de sigaret zijn intrede deed en bovendien houten pijpen beter rookten en niet zo kwetsbaar bleken te zijn, was het snel met de kleipijp gebeurd.
De kleine eenvoudige pijp wordt nu gebruikt om te bellenblazen en de prachtig gedecoreerde met lange stelen als sierobject in een antieke pijpenrek. Een paar jaar geleden bracht familie uit Nieuw-Zeeland een bezoek aan Gouda. Als souvenir werd o.a. een kleipijpje gekocht; helaas was het stempeltje Made in Germany over het hoofd gezien.

Per 1 december 2006 gaf de enige professionele Goudse pijpenmaker Adrie Moerings de pijp aan Maarten; hij ging van z'n welverdiende oude dag genieten.
Om te voorkomen dat het pijpenmakersvak geheel uit Gouda verdwijnt, heeft hij enige tijd van te voren het initiatief genomen tot de oprichting van de 'Vrienden van de Goudse Pijp'. Deze vrienden leerde hij het pijpenmaken om op deze manier het ambacht en de historie over te dragen. Als tegenprestatie demonstreren deze vrienden thans hun vaardigheden in het pijpenmaken bij toerbeurt in het Kaas- en Ambachtenmuseum in de Goudse Waag.

Bronnen:
~De Geschiedenis  van het waterschap Achter de Vismarkt door Jaqueline Starreveld
~Kroniek van Gouda door G. Kooijman
~Goudse Pijpenmakers en hun merken door J. van der Meulen

Goudse pijpjes halen

Zaterdag 10 januari 2009 kwamen minstens vier schaatsers uit de omgeving van Gouda bij tabakswinkelier Van Vreumingen een pijpje halen. De volgende dag kwam nog een schaatser uit het Westland langs om een Goudse pijp af te halen. Van Vreumingen was op zondag gesloten maar hij had de schaatser telefonisch beloofd de pijp bij z'n buurman neer te leggen om 'm daar af te kunnen halen. Die transactie moest per se voor twaalf uur worden afgehandeld, want de buurman zou absoluut op dat tijdstip vertrekken. De Westlander vertrok 's morgens om kwart voor zes, kwam veel slecht ijs tegen, moest veel klunen, in Gouda nog een flink eind lopen en kwam uiteindelijk te laat voor z'n pijp.

Deze schaatstocht ontstond rond 1900. Schaatsers uit dorpen en steden in Zuid-Holland - vooral uit Rotterdam - en Utrecht trokken massaal over het ijs naar Gouda. Als bewijs dat Gouda inderdaad werd bereikt en dat men niet in een kroeg was blijven hangen, werd uitgedost met sprits en pijpjes de terugtocht aanvaard.
 Gelakte Goudse pijp
De ervaren schaatsers durfden het aan om zo'n echte lange Goudse pijp mee te nemen. Zij lieten die voor een paar centen op hun kleding vast naaien, zodat de armen vrij waren om bij een val de Geknoopt pijpjeklap op te vangen en de pijp hopelijk ongeschonden zou blijven. Anderen kochten vaak een klein geknoopt pijpje, dat meer zekerheid bood het heelhuids thuis te brengen.

Dit schaatsfestijn was natuurlijk kaassie voor de pijpenmakers. Zij zochten met hun kist met pijpen de waterkant op om hun handel kwijt te raken, maar ook zorgden anijs-, soep-, punch-, sprits- en wafelverkopers dat zij een graantje meepikten.

De laatste grote invasie van schaatsers was op zondag 8 februari 1954; tegen de tienduizend sporters brachten een bezoekje aan de Pijpenstad. De traditie is helaas door allerlei oorzaken flink verwaterd: te veel obstakels om per schaats Gouda te bereiken, het alternatief van door de KNSB georganiseerde toertochten en het ontbreken van winters met een flink portie strenge vorst. Maar ...... doorbijters en vrijbuiters blijven komen.

Jacobs pijpje

Bij restauratiewerkzaamheden in de rijke protestantse Sint Jan in Gouda werd het skelet van Jacob tussen de reguliere graven stammend uit de 17e en 18e eeuw gevonden. Toevallig met zijn hoofd naar het oosten en in een graf dat niet van hem kan zijn. Hij bleek ongeveer 17 jaar oud te zijn en waarschijnlijk een arme Goudse straatjongen.

Mede vanwege een gebitsbeschadiging door een Goudse pijp werd een gezichtsreconstructie gemaakt die nu te zien is in een vitrine in het koor van de Sint Jan. Een antieke kleipijp in zijn mond maakte de reconstructie compleet.

 




Martin van den Berg - plateelschilder bij Ambachtelijk Gouda - schilderde deze gezichtsreconstructie op een wandbord tijdens Zotte Zaterdag in 2019. 


En ik kon het uiteraard niet laten een kast (mal) te zoeken waarmee ik het pijpje kon maken. Dat lukte ook nog, maar in de pijpenmakerij van Ambachtelijk Gouda kreeg ik het niet voor elkaar een fatsoenlijk pijpje te maken doordat een passende stopper ontbrak en de bankschroef niet geschikt was. Thuis bleek mijn eigen stopper wel aardig te passen en met mijn bankschroef kreeg ik het ook voor elkaar. Vandaar dat Ambachtelijk Gouda nu een replica van Jacobs pijpje in voorraad heeft voor bezoekers van de St Jan die graag met het pijpje van Jacob naar huis gaan.


En dan nu de pijpen van Carpe Lunam

                         




1/2-2014